Ontelbare zinnen heb ik gevormd, in mijn hoofd, toen het vlakke Vlaamse land aan mij voorbijschoof door de vergeelde raampjes van boemeltreinen. Over regenbuien en zonsondergangen, over professoren, danspartners en wortelpuree. Ik had welgevormde constructies klaar, poëtische beschrijvingen en boutades. Maar er is te veel gebeurd en mijn hoofd heeft te weinig tijd gekregen om de details op te slaan. Ik die mijn helgroene rokje uitwring voor de neus van mijn geliefde. Hij die richting Dour vertrekt met enkel een tent en een fles. Uren treinreizen. De Gentse Feesten die langzaamaan dichterbij kwamen en er nu al zijn, of half.
De regen, steeds weer de regen, en ik die mijn mama bel omdat het wassalon in de straat met vakantie is. We drinken een Rodenbach in Cafe Folklore en krijgen er krokamandels bij, geroosterde erwtjes met zout en een verhaal. Zij neemt mijn was mee en vertrekt. Wij maken spaghetti in een grote pot en praten over de liefde tot het hoofd van onze toehoorder overloopt. Welkom in de Meelstraat zeg ik, en ik eet nog een koekje. Welkom in mijn wereld ik ben blij dat je er bent en dat ik af en toe mee mag naar die van jou.
Ik denk aan mijn hotelmanager, mijn blote voeten en de regen, alweer, die met hele bakken neerviel op de Brusselse straatstenen. Hij bood mij zijn arm en zijn overweldigende vocabulaire aan en wij speculeerden over de toekomst. Kom in Brussel wonen. De Europese Unie zit niet in Gent. Maar hij liet me toch weer gaan, na de obligate espresso en dito goede raad.
Dans met mij. Ik kon de stappen niet maar ik deed het toch. De meisjes droegen zwierige jurkjes en de oude mannen bretellen en ik durfde niet veel zeggen. Gent Jazz. Maaike Cafmeyer met bolle buik, Caroline en Freya, Annelies Rutten en zowaar de woordvoerder van de Gentse politie. Het is hier echt BV-land riep ik uit en we dronken goedkopere binnengesmokkelde pintjes. Ik kwam vrienden van lang geleden tegen. Ik moest bijna huilen bij Yellow Brick Road. Die spiegeltent op de eerste avond van de Gentse Feesten. Ik was slechtgezind en het regende en toen zongen ze over een goudvis en ik vond het mooi. Ik zei iets over muziek. Ik deed mijn best.
(envoi:)
Wij kijken samen naar de toekomst en zien niets. En wij vragen ons af hoe het zal zijn, daar verder, waar het nu nog duister is en een tipje van de sluier de slechtste metafoor. Alles op zijn tijd, zegt hij, en ik verdenk hem ervan meer te weten.